Terwijl ze op redding wachtten, brak er een hevige storm los die hun toch al precaire situatie nog verergerde. De wind gierde onophoudelijk en bedreigde hun schuilplaats en het baken. Peter en Dr. Jensen kropen ineen voor warmte, vechtend tegen de elementen. Hun handen werden gevoelloos en hun gezichten brandden van de bijtende kou en ijzige wind. De storm raasde voort, een angstaanjagende herinnering aan de kracht van de natuur op deze afgelegen plek.
Te midden van de chaos van de sneeuwstorm was het baken hun reddingslijn, een baken van hoop dat door de storm heen brak. Peter en Dr. Jensen keken er angstig naar, wetend dat hun overleving afhing van deze zwakke schreeuw om hulp. “Zullen ze het zien?” mompelde Peter, nauwelijks hoorbaar door de wind terwijl ze ineenkrompen en hun ogen op het flikkerende licht richtten. “Ze moeten wel,” antwoordde Dr. Jensen op een vastberaden toon. “We hebben alles gedaan wat we kunnen.”