Noemi aarzelde, moest ze volgen? Dit was krankzinnig, wolven zijn extreem gevaarlijk en ze was hier helemaal alleen. “Doe niet zo stom” zei ze tegen zichzelf “het is een wild dier”.
Ze duwde zichzelf langzaam overeind. De wolf begon weer te bewegen, zijn stappen voorzichtig, alsof hij zeker wist dat ze zou volgen. Moest ze vluchten of blijven?
Toen hoorde ze het: een vage, wanhopige kreet gedragen door de wind. Haar maag verstrakte. Er was daar nog iets.