Een verlaten schip drijft gevaarlijk dicht bij een dorp – een man wordt bleek als hij ziet wat erop staat

Door de straal van zijn zaklamp zag Peter hem: een man, afgetobd en onverzorgd, woedend werkend aan de scheepsmotor. Zijn trillende handen rommelden met knoppen en hendels, wanhoop stond in elke beweging gegrift. Het plotselinge licht deed hem opschrikken en hij bevroor. Zijn brede, bloeddoorlopen ogen ontmoetten die van Peter in verbijsterde stilte.

Een paar tellen spraken ze niet, de spanning was dik in de ijskoude lucht. De borstkas van de man zwol terwijl hij Peter’s aanwezigheid probeerde te begrijpen. Toen, alsof er een dam was gebarsten, zakte hij op zijn knieën en snikte ongecontroleerd. “Dank de goden,” mompelde hij. “Ik kan niet geloven dat iemand me eindelijk gevonden heeft.”