Nu voelde het alsof ze haar in het stof hadden gegooid en haar hadden uitgedaagd om er iets van te maken. En dat deed ze. Tegen de ochtend was ze terug in de schuur en trok het luik weer open met een ruk die een kraai van het dak deed schrikken. Haar zaklamp sneed als een mes door de duisternis van de kelder en op het moment dat haar laarzen de aarde raakten, liep ze meteen naar de vuilniszakken.
Ze pakte de eerste, dichtgeplakte, zware zak en trok hem naar buiten, naar het open midden van de kamer. Ze staarde er even naar en siste toen: “Laat eens zien wat al jullie rotzooi verbergt.” Ze scheurde het open. Er kwam een wirwar van oude kleren uit, opgevouwen lakens en wat leek op een houten speelgoedtractor van een kind – bekrast en zonder wielen.