Maar af en toe vond ze iets persoonlijks: een van haar kindertekeningen opgevouwen in een oud fotoalbum, een paard van keramiek van haar derde verjaardag. Toen, halverwege een zak die sterk naar cederhout rook, vond ze hem: de tweede sleutel.
Hij zat in een zijden zakdoek, dezelfde die haar vader op zondag in zijn jaszak droeg. Deze was van zilver, kleiner dan de eerste, maar net zo sierlijk. Geen initialen, maar het lint waarin het gewikkeld was, had dezelfde kleur als het eerste, dieprood, bijna kastanjebruin.