Een klein en hulpeloos wezentje lag onder de olie, zijn vacht mat en smerig. Tessa’s hartslag steeg: de beer had haar naar iets geleid dat dringend hulp nodig had. Wat het ook was, het dier zat verstrikt in netten en stikte onder de zwarte smurrie.
De beer rommelde laag, zijn klauwen gebogen terwijl hij probeerde het verstrikte lichaam vrij te krijgen. Er was geen agressie, alleen urgentie. Tessa’s geest ging tekeer – geen tijd om te aarzelen. Het net was strak, het wezen zwak. Ze moest iets doen of toekijken hoe het stierf.