Ze sprak zachtjes tegen het slapende welpje en beloofde golven, warmte en een wachtende beschermer. De thermometer langs de weg gaf drieënveertig graden aan; ze draaide de verwarming aan, zich bewust van elke rilling.
Toen ze de duinen bereikte, verzachtte de dageraad de horizon. Met een luid hart in haar oren tuurde ze naar het strand. Geen kolossaal silhouet. Het getij schuimde tegen het lege zand. Paniek verstrakte haar borstkas. Wees alsjeblieft nog hier. Ze zette de motor af, luisterde alleen naar meeuwen.