Elke kilometer op de weg voelde als een ontsnapping, maar geen enkele afstand kon de pijn in haar hart echt verdoven. Het huisje dat ze huurde was klein, een eenzaam toevluchtsoord boven de rotsachtige kustlijn. De afbladderende cederhouten dakspanen en de hardnekkige voordeur suggereerden verwaarlozing, maar Tessa was blij met de afzondering.
Het sanitair rammelde als losse botten, maar het uitzicht vanuit het enige raam, omlijst door gekarteld basalt en zijpoelen, was adembenemend. Eenzaamheid voelde veiliger dan medeleven – niemand hier wist hoe ver ze gevallen was. Op haar eerste avond in het huisje liep ze over het lege strand, koud schuim klotsend rond haar enkels, proberend om het ritme van de oceaan de scherpe kantjes van haar geheugen te laten schuren.