Ze bukte, pakte de plank met beide handen vast en tilde hem als een brede peddel tussen zichzelf en het dier. Haar hart klopte in haar oren. Splinters groeven in haar handpalmen, maar ze hield zich stevig vast, met haar knieën klaar om te springen.
De wolf stopte zo’n drie meter van haar vandaan, zijn poten wijd uitgespreid, water dat in donkere lijnen van zijn vacht drupte. Hij hield zijn kop schuin en zijn oren schoten naar voren. Een lage, rommelende grom klonk uit zijn borstkas, niet luid maar diep genoeg om de adrenaline door haar lichaam te laten stromen.