Noemi’s angst vermengde zich met nieuwsgierigheid. De wolf viel niet aan, hij wenkte. Maar een wolf volgen in wie-weet-waar? Elke overlevingsregel riep nee. Maar iets in zijn toon droeg urgentie in zich, geen honger.
Ze stond voorzichtig op, haar spieren trilden, haar ogen gericht op die gouden ogen die nu eerder leken te smeken dan te dreigen. De wolf draaide naar het noorden langs de vloedlijn, padding met zekere, stille voeten. Hij wierp nog een blik achterom.