Noemi keek toe, tranen stroomden over haar met grime besmeurde gezicht. Ga alsjeblieft niet dood, dacht ze. “Je moeder wacht.” De compressies voelden eindeloos, en toen – het zwakste gefladder onder Alvarez’ vingers. De monitor ving het op en maakte een langzame maar regelmatige hartslag. “Dat was het,” ademde Alvarez, het zweet parelde over zijn slapen. “Oké, kleine jongen, blijf bij ons.”
Er ging nog een half uur voorbij voordat de dierenarts eindelijk zijn handschoenen uittrok en op een kruk zakte. Hij veegde zijn voorhoofd af aan zijn mouw en draaide zich toen naar Noemi. Zijn uitdrukking was behoedzaam, als iemand die voorzichtig om broos glas heen loopt.