Een hotelbediende besluit naar buiten te gaan voor een pauze, maar hij heeft de beer niet opgemerkt die buiten op de loer ligt

Elk geritsel van bladeren voelde zenuwslopend, elk knappen van een takje deed Mike’s hartslag stijgen. Hij herinnerde zich de waarschuwingen over boswezens die hij had gekregen en nu voelden ze angstaanjagend echt. De beer kon zich elk moment tegen hem keren, of erger – er konden andere beesten op de loer liggen in de verwrongen schaduwen buiten zijn gezichtsveld.

Mike’s adem stokte in de kou. Hij vroeg zich af of het volgen van dit wezen een grote vergissing was. Toch was er iets dat hem vooruit dreef, zelfs toen zijn moed afnam. Een zwak gekreun dreef door de koude lucht. De beer bleef staan onder een hoge eik, zijn houding was star, zijn blik gefixeerd op een plek achter een struik van braamstruiken.