Ashley merkte de jurk eerder op dan het gezicht. Witte stof, onmiskenbaar, die zich met kalme zekerheid door de menigte bewoog. Even dacht ze dat haar ogen haar voor de gek hielden. Toen sloeg de herkenning toe, scherp en vernederend. Rowena droeg wit op haar grote dag.
Gefluister rinkelde door de kamer. Telefoons gingen omhoog. Ashley voelde hitte naar haar gezicht stromen toen woede binnenstroomde, snel en absoluut. Van alle dagen, van alle grenzen, voelde dit opzettelijk. Een stille, berekende belediging waar ze jaren op had gewacht. Haar handen trilden in de kanten mouwen.
Ze draaide zich naar Bill, verwachtte verontwaardiging of steun. In plaats daarvan zag ze zijn glimlach wankelen. Zijn schouders verstijfden. Hij keek niet naar Rowena. Hij keek naar niemand. Voor het eerst sinds Ashley hem kende, flikkerde de angst openlijk over zijn knappe gezicht.