Carol forceerde een broos lachje. “Ik weet niet wat u bedoelt.” Het schoolhoofd hield haar hoofd schuin. “Niet?” De vraag was zacht, bijna vriendelijk, maar liet geen ruimte voor ontkenning. Carol’s handen trilden tegen haar knieën. Het verleden was aangebroken en ze kon zich nergens meer verstoppen.
“Je hebt sindsdien een leven opgebouwd,” ging de directrice verder, “maar een leven gebouwd op stilte wist een begin niet uit.” Haar stem beschuldigde niet, ze stelde gewoon vast. Carol’s keel verstrakte. Ze wilde protesteren, uitleggen dat ze jong, onnadenkend en onwetend was geweest. Maar de woorden voelden al hol voordat ze gevormd waren.