Binnen enkele minuten werd de wereld kleiner. Hun lichten drongen nauwelijks door de mist en het bos werd een doolhof van veranderlijk grijs. Samantha spande haar ogen, maar de vormen voor haar weigerden vast te blijven. Onbehagen groeide in haar buik. Als Pablo in de buurt was, zouden ze hem wel eens voorbij kunnen lopen.
De groep begon te struikelen – struikelen over wortels, uitglijden in het natte struikgewas. Samantha hoorde iemand pijnkreten slaken. Zaklampen rinkelden in verwarring, stemmen verhieven zich in paniek. Het voelde alsof het bos hen helemaal opslokte. Wat begon als een missie, veranderde om haar heen in een chaos.