Even kon ze zich niet bewegen. Pablo draaide en trapte in de greep van de adelaar, zijn kleine lichaam was machteloos tegen de kracht van de vogel. De schok was te plotseling, te wreed om te verwerken. Een gehaaste, wanhopige schreeuw brak uit haar keel en doorboorde de lucht net zoals de adelaar dat even eerder had gedaan.
Mensen kwamen hun huizen uit, aangetrokken door het lawaai. Buren verzamelden zich langs opritten en hekken, monden openhangend in verbijsterde stilte. Boven hen zweefde de adelaar hoger, Pablo nog steeds bungelend aan zijn klauwen. Niemand zei een woord. Het tafereel leek onmogelijk, maar het was er wel.