Op een avond sprong Shadow op haar schoot en krulde zich op met een verrassend gewicht. Elise streelde zijn gladde vacht, verscheurd tussen trots en angst. Ze fluisterde: “Jullie zijn nu mijn familie.” De woorden waren waar, maar ze droegen een donkerder randje met zich mee. Ze had haar hart verbonden aan een wezen dat ze nauwelijks begreep.
Tegen midzomer was Shadow niet langer een kitten. Het slanke lichaam strekte zich uit over het tapijt van Elise, poten uitgestrekt als handschoenen, de staart zwiepend met rusteloze energie. Bezoekers geloofden nog steeds haar praatjes over een “reddingskat”, maar Elise wist dat er meer was. Ze knipte de gordijnen dicht om het groeiende silhouet te verbergen voor nieuwsgierige ogen.