De bibliotheek werd haar toevluchtsoord. Elise doorzocht stoffige boeken over wilde dieren, trok foto’s na met trillende vingers. Eén pagina liet haar koud: een panterwelp, zwarte vacht, brede poten, gouden ogen. De gelijkenis van Shadow staarde terug. Ze sloeg het boek snel dicht, haar hart ging tekeer en ze fluisterde tegen zichzelf: “Nee. Niet mogelijk.” Maar diep van binnen wist ze het.
Thuisgekomen lag Shadow languit op de keukenvloer, zijn spieren golvend bij elke ademhaling. Elise vergeleek de foto’s op haar telefoon met het levende wezen aan haar voeten. De overeenkomst was onmiskenbaar. Haar “groter dan normale kitten” was geen huiskat. Maar terwijl het zachtjes spinde en zich dicht tegen haar aandrukte, kon ze zichzelf er niet toe brengen het feit te accepteren.