Het gefluister in de stad werd steeds sterker. Iemand beweerde gloeiende ogen te hebben gezien bij de kreek. Anderen zweerden dat ze ’s nachts gebrul hoorden. Elise beet op haar lip en hield Shadow steviger vast. Ze vertelde zichzelf dat de verhalen overdreven waren. Maar het schuldgevoel werd steeds groter als ze de deur achter hen sloot.
Op een avond durfde ze het zich hardop af te vragen: “Bescherm ik Shadow… of bescherm ik mezelf om hem niet te verliezen?” De stilte die volgde voelde als een antwoord. Ze keek in de ogen van de panter en zag geen kitten of huisdier, maar iets wilds, ouds en ontembaars terugstaren.