Een buurman zag klauwsporen op een hekpaal. “Grote katten,” mompelde hij nerveus. Elise forceerde een lach en zei dat het wasberen waren. Van binnen ging haar hart tekeer. Shadow strekte zich uit over het tapijt, zijn ogen half gesloten, maar elke centimeter van hem straalde gevaar uit. Ze fluisterde beloftes, onzeker wie ze probeerde te overtuigen.
De stad gonsde van de geruchten. Schoolkinderen fluisterden over het horen van een monster in het bos. Jagers zwoeren dat ze een schreeuw hoorden, laag en spookachtig. Elise hield haar gordijnen dicht en haar telefoon op stil. Toch was elk gesprek dat ze hoorde – elke blik – op haar gericht. Geheimen, ontdekte ze, maakten de wereld ondraaglijk klein.