“Dat is geen water.” Nora sprak hem niet tegen. Ze wachtte tot zijn ademhaling tot rust kwam voordat ze weer verder ging. Daarna klommen ze langzamer, opzettelijk langs de bevlekte rotspartijen. Het krijt spoelde sneller weg in de buurt van de bron, waardoor ze zich voortdurend opnieuw moesten insmeren. Boven hen kwam de deur dichterbij.
De eerdere geluiden speelden zich af in Ethans hoofd – deze keer niet het hout, maar het geroezemoes, de val, het onmiskenbare geluid van pijn. Er was iemand binnen geweest. Iemand dichtbij genoeg dat het geluid dwars door de berg heen ging. “Als ze gewond zijn,” zei Nora zachtjes, “kunnen we geen tijd verliezen.” Ethan knikte. Wat voor plek het ook was, het deed er nu niet toe.