Klimmers vinden een huis op de berghelling en nemen een kijkje binnenin

“Oh-nee, nee, nee- doe dit niet-” Ze begonnen te rennen. De doorgang opende zich plotseling, waardoor ze in een open ruimte terechtkwamen – en ze stopten allebei kort. Ze kwamen uit in een grote holte die in het hart van de berg was uitgehouwen. Zonlicht stroomde naar binnen vanuit een gekartelde opening hoog boven hen en ving een waterval op die langs de rotswand naar beneden stroomde en neerstortte in een heldere vijver eronder.

Mist hing in de lucht, koel en schoon. Aan de ene kant boog een klein stuk land zachtjes omhoog, bezaaid met mos, lage struiken en een paar dunne bomen die zich onwaarschijnlijk vastklampten aan het leven. Voor een fractie van een seconde verdoofde de schoonheid hen tot stilte. Toen sneed de stem er weer doorheen. “Oké, haal gewoon adem. Gewoon ademhalen. Je valt niet. Je valt niet.”