Ze volgden het geluid naar de rand van de vijver. Daar hing een man ondersteboven, met één been vast in een dikke liaan die in een ruwe lus was vastgebonden. De rest van de liaan strekte zich omhoog naar een boomtak boven hem en zwaaide lichtjes. Een gescheurde lengte bungelde nutteloos in de buurt.
Een hangmat – half ontrafeld – lag gedraaid onder hem. De man was doorweekt, zijn haar zat vastgeplakt op zijn voorhoofd, zijn armen trilden terwijl hij probeerde zijn beknelde been te bereiken. Elke beweging werd gekenmerkt door paniek. Ethan aarzelde niet. “Hé!” riep hij. “Niet bewegen – te snel. We hebben je.”