Nora’s vingers verstrakten tegen de steen. “Dat was geen steen.” “Nee,” beaamde Ethan. Zijn mond voelde droog aan. “Dat was het echt niet.” Ze bleven dicht tegen de klif gedrukt staan, luisterend. Het geluid herhaalde zich niet, wat het op de een of andere manier erger maakte. Rotsen maakten geluid als ze verschoven. Vogels maakten geluid. Zelfs vallend puin was logisch. Dit niet. Het klonk ingesloten. Hol. Dicht.
Nora leunde even met haar voorhoofd tegen de steen en hield haar adem in bedwang. “Er is hier niets,” zei ze, meer tegen zichzelf dan tegen hem. “Dat kan niet.” Ethan wilde net antwoorden toen iets anders zijn aandacht trok. Een dunne streep liep over de muur vlak onder zijn linkerhand. Roze. Niet roestrood. Niet bruin. Bleek, verdund roze, glanzend waar het licht ving.