Ze stopte pas toen ze weer bij de personeelslounge was, waar Peter aan een frisdrankje zat te nippen en half het rooster van de avonddienst doornam. Ze stortte bijna tegen hem aan. “Emily!” Peter kwam gealarmeerd overeind. “Wat is er gebeurd?” “Hij is het, Peter,” hijgde ze.
“Luke. Hij is hier. Hij leeft nog. Ik zag hem, en hij was met een andere vrouw. En hij zei dat zijn naam George was, maar hij is het. Ik zweer het je, hij is het.” Peter hield haar schouders vast. “Emily, rustig aan-” “Ik verzin dit niet,” zei ze, haar stem stevig, hoewel haar gezicht verbrokkelde. “Je moet met me meekomen. Kijk gewoon naar hem en zeg me dan dat ik het mis heb.”