Omdat ze het niet langer kon inhouden, vond ze Peter op het benedendek bij de personeelskluisjes. Hij was de inventaris aan het controleren, met een klembord in zijn hand, toen ze dichterbij kwam. “Hé,” zei ze, met een strakke stem. “Kan ik je even spreken?” Peter keek op. “Natuurlijk. Wat is er aan de hand?”
Ze aarzelde en keek om zich heen of er niemand anders in de buurt was. “Ik denk dat ik Luke heb gezien.” Peter fronste. “Zien… als in dromen?” “Nee. Zoals in… op dit schip. In de menigte. In reflecties. Ik blijf glimpen van hem opvangen. Ik weet dat het gek is, maar… het voelt zo echt.”