Emily gaf hem een strakke glimlach. “Dat zal ik doen. Bedankt, Peter.” Ze hield sterk vast aan dat voornemen toen ze weer aan het werk ging. Elk dienblad dat ze droeg, elke beleefde uitwisseling met een gast, was een stil verzet tegen de duisternis die aan de rand van haar geest kroop. Ze werd sterker. Dat moest wel.
Later die middag merkte ze een stel op dat bij het raam van de eetzaal zat. Hun stemmen waren gespannen, de man leunde naar voren, de vrouw trok zich terug. Duidelijk een ruzie. Emily zag een kans – haar kans om haar wervelende emoties om te buigen, om zich te concentreren op het helpen van iemand anders.