S Nachts fluisterden Martin en ik in bed als samenzweerders. Hij geloofde het ergste, ervan overtuigd dat deze man misbruik maakte van haar jeugd en naïviteit. Ik wilde anders geloven, maar zelfs mijn optimisme had grenzen. Waarom de geheimzinnigheid, als er niets te verbergen was? Zwijgen is zelden onschuldig.
Het volgende weekend vertrok ze gehaast, haar haren te voorzichtig geborsteld, haar boodschappentas zwaaiend met vastberaden gewicht. “Studiegroep,” verklaarde ze vaag, haar ogen gleden weg van de mijne. Ik keek uit het raam toen er een auto aan kwam rijden. Hij was strak en ingetogen. En ik ving weer een glimp van hem op.