Martin was er helemaal voor om naar buiten te marcheren, deze man te vinden en uitleg te eisen. “Als hij fatsoenlijk is, komt hij zichzelf wel voorstellen,” zei hij. Ik schudde mijn hoofd. “Ze zal het zien als verraad,” fluisterde ik. “En als zijn bedoelingen niet goed zijn?” Zijn stem trilde. Geen van ons beiden wilde daar antwoord op geven.
Nora werd op de een of andere manier lichter in die weken. Ze droeg zichzelf met een nieuwe zekerheid, alsof ze een kompas had ontdekt dat de rest van ons niet kon zien. Dat vertrouwen beangstigde me meer dan wat dan ook. Vertrouwen kan bedwelmend en verblindend zijn, vooral als het misplaatst is. En wat als hij degene was die het voedde?