Er viel een stilte. Toen klonk het zwakke geluid van zijn ademhaling. “Wat?” “Onze dochter is veilig,” zei ze zacht. “Het ziekenhuis heeft de andere familie gebeld. We hebben elkaar ontmoet. Alles is bevestigd.” Hij sprak niet meteen. Toen, met een lage stem: “Mag ik langskomen?” Ze pauzeerde. “Doe wat je denkt dat goed is.”
De klop kwam eerder dan ze had verwacht, zacht, aarzelend, alsof hij niet zeker wist of hij er wel moest zijn. Emily stond in de gang, haar handen nog vochtig van het wassen van de flessen. Er werd weer geklopt.