Hij knikte, zijn stem nauwelijks fluisterend. “Mag ik…?” Ze gaf een klein knikje. “Maak haar niet wakker.” Hij klom langzaam de trap op, waarbij elk krakend hout harder klonk dan zou moeten. Toen hij de kinderkamer bereikte, pauzeerde hij bij de drempel. Het zwakke schijnsel van het nachtlampje overgoot de kamer met een zachte amberkleurige tint.
Zijn dochter sliep vredig in haar wiegje, haar kleine vuistjes naast haar gezicht gekruld. James stapte dichterbij, zijn adem stokte. Voor het eerst zag hij haar duidelijk, niet als een vraag, niet als bewijs of twijfel, maar als zijn kind. Hij hurkte neer, zijn handen trilden toen hij er een voorzichtig op de rand van de wieg liet rusten. “Het spijt me zo,” fluisterde hij. “Voor alles.”