Haar trillende handen zochten in haar tas naar haar telefoon. Tot twee keer toe liet ze hem vallen, omdat de zenuwen haar onhandig maakten. Haar hart bonkte tegen haar ribben en haar oren klopten als een bezetene. Elke seconde dat ze aarzelde kon weer een verloren hartslag onder die doek betekenen.
Ze draaide met trillende vingers, de gloed van het scherm verblindend tegen het naderende donker. Ze ademde niet eens toen de lijn klikte. De ogen van de hond waren op haar gericht, wijd en rauw, alsof ze voelde dat verlossing eindelijk nabij was.