Er was weinig verkeer en ze remde instinctief af, haar blik viel op het tafereel. De deken lag niet losjes uitgespreid, maar was opgebold en rond zijn borst getrokken. Zijn lichaamstaal was vreemd, minder rustend en meer beschermend. Ze fronste en reed toen verder.
Toch bleef het beeld hangen. Bij het volgende stoplicht keek ze in de achteruitkijkspiegel, in de verwachting dat de hond zou bewegen, de deken van zich af zou schudden en weg zou lopen. Maar dat deed hij niet. Hij bleef gehurkt in de greppel zitten, zijn schouders gebogen alsof hij iets veel belangrijkers bewaakte dan een oude deken.