De medewerker van de dierenbescherming hurkte laag, sprak zachtjes, zijn stem weloverwogen en kalm. Hij stapte stap voor stap naar voren, de vangstok schuin maar nog niet uitgestoken. Het gegrom van de hond trilde door de aarde, zijn lichaam beschermend over de bundel gebogen.
Een andere agent flankeerde de andere kant en bewoog zijn zaklamp over de greppel. De lichtstraal verlichtte de verfrommelde deken en ving de zwakste beweging onder de plooien op. Tina’s borstkas klemde zich samen; zelfs met hulp kon ze de angst voor wat ze zouden kunnen vinden niet van zich afschudden.