Ethan ging op zijn hielen zitten en staarde naar de gehavende zak in het vuil. Zijn eerste instinct was om het met rust te laten, weg te lopen en te doen alsof hij niets had gezien. Maar de hond liet het niet toe. Hij klauwde jankend aan het canvas, zijn tanden trekkend alsof hij het wanhopig uit elkaar wilde scheuren.
“Oké, oké,” mompelde Ethan, terwijl hij de zak dichterbij trok voordat het dier hem helemaal verscheurde. Hij wrikte de gescheurde flap open. De muffe geur van vochtige stoffen en verroest metaal kwam naar buiten, samen met een vage, zure vissmaak. Binnenin zag hij een half gespleten blikje tonijn door de gedeukte rand lekken.