Hij keek weer naar de rest van de inhoud: restjes stof, broos papier, verroeste prullaria. En toen zag hij ze. Een sleutel met een koperen kop, bevestigd aan een label met een adres erop. Ernaast een half gescheurde foto van een stel dat dicht bij elkaar stond, hun gezichten verlicht door warmte en zonlicht.
Ethan hield de sleutel tussen zijn vingers en las het vage, bevlekte adres. De letters kwamen nergens overeen met wat hij kende in de stad. Hij voelde het gewicht ervan in hem opkomen, zwaarder dan de tas zelf. Dit was niet zomaar rommel. Dit waren broodkruimels, achtergelaten door iemand die deze plek ooit zijn thuis had genoemd.