Tegen het einde van de week kon Ethan het niet helpen om steeds langzamer te lopen als hij langsliep. Nieuwsgierigheid sijpelde zijn routine binnen. Hij vroeg zich af wat een dier zo koppig kon maken. En soms, als de ogen van de hond de zijne ontmoetten, voelde hij de zwakste prikkel van uitnodiging – een onuitgesproken smeekbede om betrokken te raken.
Aan het eind van de middag realiseerde Ethan zich dat de hond al sinds vanmorgen aan het graven was. Hij was hem gepasseerd op weg naar zijn klas en nu – bijna elf uur later – was het dier er nog steeds. Zijn bewegingen waren langzamer, zijn ribben trilden bij elke ademhaling, maar hij was niet één keer gestopt. Iets in die volharding knaagde aan hem.
