Owen had deze route al honderd keer gereden. De smalle onverharde weg kronkelde door lage heuvels en stukjes landbouwgrond, langs verroeste brievenbussen en dezelfde scheve schuttingpalen die hij nauwelijks nog opmerkte. Hij was halverwege zijn laatste levering en dacht vooral aan koffie en droge sokken, toen de lucht begon te verschuiven.
Eerst was het gewoon een dimmen van het licht, alsof iemand de helderheid van de dag had verlaagd. Toen kwam de wind met snelle, ongeduldige vlagen die de bomen deden rillen. Hij wierp een blik door de voorruit. De wolken hadden zich verdikt tot één lange blauwe plek die zich over de horizon uitstrekte.