“Neem maar mee,” zei Tom, die al in de richting van het busje liep. “Als we er langzaam omheen kunnen graven, kunnen we het arme ding misschien bevrijden.” Clara stak een voorzichtige hand uit naar de snuit van de hond, maar stopte kort toen hij een zwakke grom gaf. “Hé, hé,” fluisterde ze. “Rustig maar. We proberen je te helpen.”
Het dier ademde onregelmatig, elke uitademing was een trilling. Zijn ogen gingen nooit weg van de modderige grond onder zijn borst. Clara trok haar hand langzaam terug. “Hij is doodsbang,” mompelde ze. “We moeten het zachter aanpakken.” Owen knikte en wierp een blik op Tom bij het busje. “Voorzichtig is alles wat we hebben.”