De hand van de oude man beefde toen hij zachtjes de matte vacht van de wolf streelde. De wolf, hoewel zwak, keek op met een flikkering van herkenning, een zwak teken van de wilde geest die nog steeds in haar rondwaarde. “Maar dit is niet goed,” antwoordde Henry, terwijl hij probeerde zijn stem stabiel te houden.
“Ze is een wild dier. Je kunt haar niet zo verborgen houden. Het is gevaarlijk voor jullie allebei.” Carlton’s schouders zakten onder het gewicht van Henry’s woorden. “Ik weet het,” fluisterde hij, zijn stem verstikt door emotie.