Lukas was altijd een rustig kind geweest. Toen hij 14 was, begreep hij al hoe vervelend het was om er niet bij te horen. Zijn kleren waren oud, versleten aan de randen en zijn haar zag er nooit goed uit, hoe hard hij ook zijn best deed. School was geen plek om zich op zijn gemak te voelen, maar een plek waar hij zich onzichtbaar voelde.
De leerlingen – vooral de populaire – hadden hun hechte groepen. Lukas hoorde daar niet bij. Hij hoorde nergens echt bij. Dus vond hij zijn ontsnapping in het bos achter de school, waar hij alleen kon zijn. Een plek om na te denken, om adem te halen, om de chaos van de puberteit even te vergeten.