Ze vertrokken samen over de stille velden achter de buurt. Zaklampen dobberden terwijl de lucht schemerde. De wind floot door het gras, koel en dringend, alsof hij hen voortdreef. Elke windvlaag leek steeds weer een naam te fluisteren: Coco.
Toen ze de bomen naderden, viel er een stilte. Het bos stond als een muur, donker en dicht. Lisa aarzelde aan de rand, haar adem stokte. Ergens achter de dennen en de verwarde struiken kon Coco nog in leven zijn. Of weg zijn. Maar ze zou het niet weten, tenzij ze erin stapte.