Slechts een handjevol bleef over toen de duisternis viel. Zaklampen dobberden als vuurvliegjes in de duisternis. Lisa’s keel brandde van het roepen. Haar benen trilden van de oneffen ondergrond. En toch zette ze door. Als Coco gewond was, bang, alleen, dan kon Lisa niet stoppen. Dat wilde ze niet.
Toen viel haar blik op iets. Een witte vlek aan de voet van een boom. Lisa’s adem stokte. Ze viel op haar knieën en klauterde door de braamstruiken. Haar vingers veegden over de gematteerde vacht. Ze schreeuwde om de anderen. Haar borstkas zwol aan. Maar toen de vorm in beeld kwam, vervloog de hoop.