Maria rende weg, haar adem stokte en belde met trillende vingers de hulpdiensten. Tegen de tijd dat de agenten arriveerden, was Sahara verdwenen. Alleen pootafdrukken drukten een stempel op de natte grond. “Ze was daar,” hield Maria vol, terwijl haar stem brak. De agenten wisselden blikken uit, maar het rapport werd geregistreerd. De polsslag in de stad versnelde van onbehagen.
Later die dag parkeerde een bezorger voor een supermarkt. Toen hij terugkeerde naar zijn vrachtwagen, zag hij Sahara op een laag dak, haar staart zwaaiend in het ritme. Zijn hart bonkte. Hij liet de krat die hij bij zich had vallen, glas versplinterend. Maar hij was zo verstandig om een foto van de kat te maken.