Tom Reyes vocht om mee te zoeken. “Ze is niet aan het jagen, ze is gedesoriënteerd,” vertelde hij hen. “Als we haar de ruimte geven, kunnen we haar ongedeerd terugbrengen.” De chef wees hem af. “Jullie zijn te dichtbij. Jullie zien het gevaar niet.” Tom balde vastberaden zijn vuisten. Hij kende Sahara beter dan wie dan ook.
Ondertussen ging Sahara dieper de stad in. De geuren overweldigden haar – olie, afval, gebakken voedsel, nat beton. Ze glipte ongezien door steegjes, haar tred constant, haar ogen speurend naar iets dat ontbrak. Elk geluid deed haar opschrikken: toeterende claxons, blaffende honden, vuurwerk dat in de verte knalde. Toch zette ze door, gedreven door herinneringen.