Eli zette de motor af, klom naar beneden en begon de rest van het veld te zaaien zoals elke andere werkdag. Eén zaadje per keer, rij per rij. Toen hoorde hij de eerste stem. “HÉ! HÉ! WAT IS DIT IN GODSNAAM?”
Hij draaide zich langzaam om. Een vrouw in laarzen met hoge hakken en een leren jack stampte woedend over het veld. Haar gezicht was rood en haar armen zwaaiden met het soort woede dat niet voortkomt uit onrecht, maar uit ongemak.