Op een avond kwam ze blozend thuis met tassen die ze snel in de kast stopte. Daniel vroeg wat ze gekocht had; ze wuifde hem weg en zei dat het “gewoon saaie boodschappen” waren Haar afwijzende houding voelde geënsceneerd, alsof ze iets meer verborg. Daniel herhaalde het moment later, ervan overtuigd dat haar ontwijkende glimlach gevaar betekende.
Ze maakte langere omwegen na haar werk en kwam later aan dan gewoonlijk. Als Daniel ernaar vroeg, mompelde ze over het verkeer, over boodschappen, haar toon verstrooid. Hij volgde de klok en stelde zich andere mogelijkheden voor: een verborgen rendez-vous, stille gesprekken onder het genot van wijn. Elk excuus stapelde zich op zijn vermoedens, bakstenen die een muur tussen hen vormden.