Hij reed door de motregen naar huis, de ruitenwissers tikten als een metronoom. In een opwelling kocht hij een doos citroentaartjes waar Claire dol op was. Toen hij ze overhandigde, trok ze een wenkbrauw op, wantrouwend naar de extravagantie, voordat ze hem op zijn wang kuste. Ze aten samen, poedersuiker bestoven hun vingers.
Die avond speelde Claire rustig piano, elke noot viel als regen tegen de achtergrond van het avondnieuws. Daniel vouwde vlakbij de was en legde met verrassende voldoening sokken in elkaar. Hij keek hoe haar handen over de toetsen bewogen, dacht aan de slapende jongens boven en fluisterde, bijna beschaamd door zijn eigen tederheid: “Beloof het me voor altijd.”