Vissers kapseisden door een mysterieus zeewezen – wat er boven water kwam liet hen sprakeloos achter

De skiff schommelde zo hevig dat Erik op zijn knieën zakte, zijn knokkels wit tegen de reling van de boot terwijl de koude spray in zijn gezicht sloeg. Een hartslag lang leek de boot aan de rand te hangen, klaar om hem in het zwarte water te storten. Onder hem bewoog iets groots met een angstaanjagend doel, de zee golvend in zijn kielzog.

Toen kwam het geluid; laag, constant, onnatuurlijk. Het dreunde door het hout, tot in zijn borstkas, dieper dan de roep van welke walvis dan ook. Erik rukte met verwoede rukken aan het startkoord, maar de motor hoestte en stierf. Een andere deining rees onder hem op, tilde de skiff hoog op, kantelde zo ver dat zijn laarzen volliepen met zeewater. Hij was er zeker van dat het zo zou eindigen.

Bij de derde haal brulde de motor wakker. Hij draaide de gashendel wijd open, de skiff sprong vooruit door het donker, de spray brandde in zijn ogen. Achter hem bolde het water weer op, alsof er iets vlak onder het oppervlak joeg. Erik keek niet achterom. Hij greep de helmstok met trillende handen vast en reed naar de vage lichten van het dorp, ervan overtuigd dat elke seconde zijn laatste kon zijn.