Vissers kapseisden door een mysterieus zeewezen – wat er boven water kwam liet hen sprakeloos achter

Pas toen zijn benen het begaven, zakte hij in elkaar, met zijn gezicht in het zand en zijn longen gierend als blaasbalgen. Hij rolde op zijn rug en staarde naar de nachtelijke hemel, het zout prikte in zijn ogen. Zijn lichaam trilde oncontroleerbaar, de adrenaline brandde nog steeds in zijn aderen.

De zee was stil achter hem, bedrieglijk kalm. Geen schaduw, geen wake, niets dat bewees wat hij zojuist had meegemaakt. Als iemand had toegekeken, zouden ze denken dat hij dronken was, uit zijn boot wankelde en viel als een dwaas. Maar Erik wist wat hij had gevoeld. Er was iets groots onder hem doorgegaan en even had het geprobeerd hem mee te nemen.